10 jaar na opening van het Duits lijntje werd de Maaslijn aangelegd. Deze loopt van Nijmegen naar Venlo en is heden ten dage nog steeds in gebruik. Spoorwegen mochten elkaar in die tijd alleen ongelijkvloers kruisen, dus moest de Maaslijn met een viaduct over het Duits lijntje worden aangelegd(1, p110). De kruising lag bij het dorp Oeffelt, maar omdat dat een eigen station kreeg, werd het kruispunt vernoemd naar een ander plaatsje in de buurt: Beugen.
Stationsgebouwen
Aanvankelijk werd alleen aan het lager gelegen spoor, het Duits lijntje, een stationsgebouw gebouwd. Dit werd op 1 juni 1883 geopend als station Beugen. Er zijn twee versies van wie dit gebouw was: volgens (2) was het van de NBDS en werd pas in 1916 door de Staatsspoorwegen een gebouw neergezet. Echter, volgens (1, p112) was het eerste gebouw van de Staatsspoorwegen en zette de NBDS pas in 1886 een, erg klein, stationnetje neer.
In oktober 1900 werd het station van de SS uitgebreid met een hoekige uitbouw. In deze uitbouw kwam het kantoor van de stationschef van de NBDS. Vanaf dat moment mochten de reizigers van de NBDS ook gebruikmaken van de wachtkamer van de SS: aan de ene kant was het loket van de SS en aan de andere kant van de NBDS. Het houten gebouwtje van de NBDS werd verplaatst en ging verder als goederenloods(3, e27-10-1900). In 1916 bouwden de Staatsspoorwegen het stationsgebouw van Kruispunt Beugen Hoog(1, p187).
Er hebben in elk geval, zoals te zien op foto's uit 1941 en 1967, wel twee gebouwen gestaan: een bij de hoge SS-lijn (Beugen Hoog), een bij de lage NBDS-lijn (Beugen Laag). Het stationsgebouw van de NBDS was een combinatie van een woning en een station. Het woongedeelte had een puntgevel en een erker. Het lange, lage gebouw had eveneens een puntgevel bij de ingang van het station.
De sporen van de SS en de NBDS waren verbonden met een verbindingsboog. Uiteraard had de SS weinig zin in deze boog, die extra concurrentie betekende. Op 1 maart 1884 werd de verbindingsboog van Nijmegen naar Gennep dan toch in gebruik genomen. Later werd de boog gebruikt voor bedevaartgangerstreinen naar Kevelaer.
In 1900 werd het keetje van de NBDS vervangen door een iets groter gebouwtje. In 1907 kwam er een laad- en losspoor bij en werden er goederen afgehandeld(4, e16-10-1907).
De naam Kruispunt Beugen werd in 1907 of 1908 aan de stations gegeven.
Koffiehuis Krasnapolski
Kruispunt Beugen was een overstapstation, maar door de rivaliteit tussen de NBDS en de SS waren de aansluitingen niet uitmunted. Er werd ook niet gewacht op vertraagde treinen.
In 1889 werd er vlakbij het station een stationskoffiehuis met de naam Krasnapolski geopend, uitgebaat door de heer Voss. Als overstappers de laatste trein misten, moesten ze overnachten in het koffiehuis. Daarom bood Voss vanaf juni 1910 een rijtuig te huur aan, zodat de reizigers hun bestemming konden bereiken(5, e25-06-1910). In 1913 bood Voss het cate te koop aanLimburger koerier, editie 3-12-1913.
In 1950 was de heer Oliemolen de eigenaar en waren er plannen om uit te breiden met een sanatorium en een badhuis(6). Echter, op 11 september 1950 brandde het tot de grond toe af(7, e14-09-1950), vermoedelijk door kortsluiting.
Aanslag
Op 20 mei 1911 vond er in een trein nabij Kruispunt Beugen een moordaanslag plaats: een man schoot eerst zijn vrouw neer en daarna zichzelf. De man overleefde zijn zelfmoord niet, zijn vrouw werd naar Nijmegen gebracht en overleefde de aanslag(8, p18).
Watersnood
In januari 1926 trad de Maas flink buiten haar oevers. De spoordijk van de Maaslijn Venlo - Nijmegen was een barrière tegen het water en het viaduct van Kruispunt Beugen was een van de weinige gaten in de dijk. Het viaduct raakte onderspoeld en werd verwoest. Vanwege het belang van de Maaslijn werd er een noodbrug aangelegd. In mei 1926 werd begonnen met het herstel, waarmee men binnen drie maanden klaar hoopte te zijn(9, e28-05-1926), maar dat tot tenminste begin 1927 duurde(9, e10-12-1926). Het volgende verslag komt uit (10, e05-01-1926) en gedeeltelijk uit (11, e15-02-1926):
toon alles/scrollDe hel bij Beugen.
Op weg naar Kruispunt-Beugen.
Een verslaggever van de 's Bossche Crt. vertelt over een avontuurlijke tocht op Zondag j.l. naar Beugen als volgt:
Langs de spoorbaan bij Boxtel stond het water bijna gelijk met het baanvak.
Triestig rees het kasteel van Stapelen uit het breede watervlak, terwijl de kruinen van struiken boven het water uitstekend, aanduiden, waar vroeger een weg was.
Boren in hooge laarzen werken rondom hun hoeven.
Buiten Boxtel wordt geleidelijk het water minder.
Eerst in Veghel zien wij weer eenige verschijnselen van den hoogen waterstand.
Tot Mill is alles weer droog, doch hier beginnen weer de watervlakten in zicht te komen.
Als de trein te Haps aankomt, deelt de stationschef de reizigers mede, dat de trein niet verder ging, vanwege den doorbraak te Beugen. Het water stroomde er reeds onder het viaduct door, zei de chef mij.
Daar stond ik en nog een zevental reizigers met mij, waaronder twee jonge dames.
Ik wilde per sé naar Kruispunt Beugen en zoo mogelijk verder.
Het gezamenlijke gezelschap besloot met mij mee te trekken, nadat wij toestemming van den stationschef daartoe hadden gekregen.
"Maar u zult zien, zeide de chef, dat u onverrichter zake zult moeten terugkeeren".
"Wij zullen zien", zei ik, "maar dan moet 't al raar loopen".
Als Indianen achter elkaar liepen wij over het smalle paadje naast de spoorlijnen, galant een koffertje dragend voor een der jonge dames. Volgens mijn berekeningen naar het gewicht, kon er niet meer dan een pyama en een tandenborstel inzitten. Maar bescheidenheidshalve durfde ik er niet naar vragen.
Ondanks het links en rechts van den spoorweg dreigend aangolvende water, marcheerden wij welgemoed op 't doel af.
De meisjes spraken wij moed in, zoodat ze zelfs niet zouden terugschrikken om bloot-beens door het water te baden.
Eindelijk kregen wij het viaduct in het zicht van den hoogen spoordijk Nijmegen-Venlo, het Kruispunt-Beugen, onder het viaduct kruislings gesneden door de lijn Boxtel-Wezel.
Op een afstand zagen wij reeds den onder het viaduct aanbruischenden vloed, terwijl wij door het viaduct heen uitzicht hadden op het overstroomde spoorwegemplacement, waar hier en daar wagons stonden in het watervlak.
En toen wij op ongeveer 25 Meter afstand van het viaduct genaderd waren, stonden wij in het gezicht van ons doel, vlak er bij zonder het te kunnen bereiken.
Op de spoordijk vlak bij het viaduct stond een open spoorwagen, diep in het water. Op de andere lijn stond een lorrie. Met vereende krachten brachten wij de lorrie op de lijn, waar de groote wagon stond en toen ging 't dwars door den aangolvenden wilden stroom met de lorrie tot wij den grootsten spoorwagen bereikten.
Toen klauterden wij, ook de dames over den grooten spoorwagen heen en met behulp van spoorbalken, dwars door het water, bereikten wij het talud van den hoogen dijk, waar het viaduct lag van het Kruispunt-Beugen.
Natuurlijk ging alles niet zoo vlug zijn werk als ik het hier neerschrijf want een zware spoorweglorrie verplaatsen is geen kleinigheid. Ook werd de tocht der lorrie zoo nu en dan opgehouden door als stroohalmen aanspoelende zware spoorbalken, zóó krachtig was de stroom hier.
Tegen het hooge talud opklauteren was zóó geschied en daar stond ik boven op het hooggelegen viaduct van het station Kruispunt-Beugen, van waaruit ik het verschrikkelijk panorama overzien kon.
De dames bedankten mij voor mijn hulp en gingen langs de lijn naar Boxmeer.
Ik zag onmiddelijk, dat ik hier den waterwolf vlak in den muil was geloopen.
Bij den stationchef oriënteerde ik mij, of ik nog naar Cuijk kon komen. Hij wees mij op het voor mij liggende baanvak, waarover het water breed uitgolfde op ongeveerd 400 a 500 M. afstand van wachtpost 26, die weer ruim 20 minuten van het station Kruispunt-Beugen af lag.
Op geen enkele wijze kon ik Cuijk meer bereiken.
Maar hier begreep ik al dadelijk, dat het heel erg spande.
Hier en daar klonken al snel op een volgende schoten als noodsignalen. Oeffelt was een groot en vreeselijk watersnoodpanorama van de laatste uren.
De Maasdijk was n.l. nabij Oeffelt achter de kerk doorgebroken. Zaterdagavond omstreeks 7 uur. De trein van 9 uur was hier nog gepasseerd, doch nadien gingen er geen treinen meer van het Kruispunt Beugen tot Gennep.
Vanaf dat oogenblik kwam het water snel wassend opzetten. Vermoed werd dat de doorbraak te Beugen zou zijn geschied en het had hier werkelijk de bevolking vrijwel onvoorbereid verrast.
Als gevolg van de doorbraak bij de melkproductenfabriek "Lakto" te Cuijk was een verkeersstremming ontstaan tusschen Nijmegen en het kruispunt Beugen, nabij het station Cuijk, om ongeveer 5 uur Zaterdagavond. De laatste trein, welke hier ongeveer dit uur passeerde was van Nijmegen naar Venlo.
De reizigers, die in Kruispunt Beugen aankwamen werden, als gevolg van den noodtoestand, afgevoerd via Boxtel.
Dit is sinds hedenmorgen opgeheven. Het verkeer is nu vanuit het Kruispunt Beugen naar alle kanten opgeheven.
Over het algemeen waren door de bevolking niet de noodige voorzorgsmaatregelen genomen, aangezien de zaak niet zoo ernstig werd ingezien. Het water was zoo overweldigend opgekomen, dat het de bewoners verraste.
Noodschoten werden gisterenavond gelost.
Helaas, kon hulp niet oogenblikkelijk verleend worden. Vermoed wordt, dat er veel vee verdronken is, omdat het vee in de stallen moest blijven en niet vervoerd kon worden.
De waterwolf was te haastig. Kans op redding van het vee, dat in vele stallen tot aan den buik in het water staat, is er niet. Het vee staat angstig te loeien. Het is benauwend angstig overal.
Op de spoorwegstations werden zooveel mogelijk wagens disponsibel gesteld voor opberging van vee. Overal op de spoorlijn in het watervlak staan wagons waar het vee angstig loeit van kou.
Om mij heen alles even schrikwekkend. Daar komt een boer te paard zwemmend door den waterplas. Hij wil hulp halen. Fier waagt het ros zich in den kouden vloed. Maar de boer, J. Graat, laat zijn dier niet genoeg den vrijen teugel om ruim te zwemmen. Hij trekt hem te sterk aan. Wij zien, dat ook hij het gevaar begrijpt. Goddank hij keert terug, onverrichterzake.
Daar knallen weer schoten uit het dakraam bij Heijnen. Zijn huis staat tot het dak in het water en ziet, daar bezwijkt tenslotte ook de gevel.
Bij Vos te Oeffelt worden ook noodschoten gelost en wordt met een vlag aan een lange hengel om hulp gesmeekt en zoodoende de noodtoestand, waarin zij verkeeren ter kennis gebracht van wie helpen wil.
Helpen wil. O, als we maar konden. Maar wij staan machteloos, absoluut machteloos, de stationschef met zijn moedigen en onvermoeibaren staf van medewerkers op zijn kantoor, ik sta zelf handenwringend bij deze hel van menschelijke ellende.
Niet één boot was er in Oeffelt of Beugen.
Als er maar ééne geweest was dan......
IJdele illusie. Hulp, hulp, roept een vrouwenhoofd, dat uit het dak steekt tusschen enkele pannen. Ze wuift met een zakdoek...
Het is de vrouw van een der stationsbeambten naast mij. En ook hij kan niet helpen.
Machteloos staan wij tegenover den waterwolf, die buldert in zijn vermetele woede.
Generaal de Quay, belast met de hulpverleening, is Zaterdagavond nog per trein van 6.45 uit Boxtel gekomen. Op het station Kruispunt-Beugen heeft hij geslapen en is heden (Zondag) ongeveer 11 uur per vlet naar Cuijk vertrokken, na zich eerst van den noodtoestand hier te hebben overtuigd.
Het station Kruispunt-Beugen ligt op een hoogen dijk, van waaruit ik dit panorama der verschrikkingen kan overzien. Elk huis of huisje is een watersnoodsmart op zich zelf, opgesloten binnen wanden, door den watergolf vergezeld.
Hoe lang zal het vee zich op de pooten omhoog houden? Wanneer zullen ook zij vermoeid van het staan, bezwijken.... gaan liggen.... en reddeloos zich overgeven aan niet meer te remmen vermoeidheid.... en verdrinken?
Elk beest is een waarde voor den boer. Een stukje van zijn eigen cultuur.
Achter het station liggen en staan paarden en koeien met de boeren-eigenaars.
De steenfabriek, het middelpunt der Oeffeltsche nijverheid en bestaansvoorwaarde van die opgesloten gezinnen, staat uit te doven. Het water loopt bij de gloeiende steenen. Een witte damp stijgt uit het dak. Verschillende loodsen zijn al ingestort waarin steenen gedroogd werden.
Een pater van het St. Servatiusgesticht te Venray, kwam onderweg naar Beugen een vrouw met kindje te hulp, die gezeten in een trogkist (die nog lekte) door haar man naar veiliger oord werd gebracht.
Het station herbergt reeds vele vluchtelingen. Adrianus Damen is met bloote beenen door het water gewaad om zijn zieke vrouw op het droge te brengen. De kinderen, 2 dochters, volgden eveneens blootvoets naar de wachtkamer, waar de kachel lekker brandde.
De 2e klas wachtkamer was al ingeruimd voor personeel, dat nog niets te eten had gehad en al eenige dagen en nachten onverpoosd in 't touw was.
Met den stationschef ging ik eens een kijkje nemen naar wachtpost 26, ongeveer een half uur gaans. Links en rechts van den dijk loeide het vee angstig en benauwend. Aan wachtpost 26 stonden vijf wagens met gered vee op de lijn. In den kleinen wachtpost waren reeds vele gezinnen ondergebracht.
Elke hulp is hier beslist te laat, zooals ook de organisatie der hulp te laat is. 't Is hier overal een "redt u zelf".....
En even kwam nog een zonnetje dit trieste beeld vergulden.... Vergulde rampspoed.Bange uren
't Was zoo wat omstreeks 4 uur, toen ik 't noodig oordeelde om te trachten terug te keeren naar Haps, den waterwolf achterna, die breed zijn vangarmen uitsloeg over het landschap, dat dezen morgen bij mijn aankomst nog niet zoo erg was ondergeloopen.
De stationschef, die een bezadigde en een voor alles kalmeerende rustigheid bezit, ging met mij mee 't hooge talud af, omdat ik wilde trachten op dezelfde wijze terug te keeren, als ik gekomen was, via de geïmproviseerde éénplankige brug naar den wagon, om dan met de lorrie door het water het droge element van den spoorweg naar Haps te bereiken.
Maar ditmaal was de waterwolf mij een klap voor.
Ik moest terug, onverbiddelijk. Doch terwijl ik overlegde wat te doen, kwam het telegrafisch bericht, dat vanuit Veghel een boot per lorrie werd aangevoerd. Dit was een nieuwe hoop.
Dus bleef ik deze afwachten. De vluchtelingen zaten warm bij de kachel in de wachtkamers. Het personeel van het station Kruispunt-Beugen was onafgebroken dag en nacht sinds Oudejaarsavond in het touw geweest en filosofeerde over een wat minder arbeidzamen nacht, toen...
plotseling een harden slag van buiten tot ons lokaal doordrong en tegelijk dreigde het gaslicht in het station uit te gaan.
't Was inmiddels reeds zeer donker geworden en 't eerste wat ons opviel was, dat de groote booglamp vlak bij 't viaduct was verdwenen.
Wij liepen ijlings het schuin naar beneden afloopend perron naast den spoordijk af, toen de chef ons waarschuwde onmiddelijk terug te loopen: het viaduct was ingestort tengevolge van onderholing van den spoordijk; de booglamp was weggeslagen, het hekwerk boven langs den dijk toonde een bedenkelijk golvende lijn.
Terug... snel... dadelijk storten de andere palen naar... snel terug.
Wij begrepen allen het gevaar en haast ten ons naar het station terug.
En hiermede was mij de laatste gelegendheid ontnomen terug te keeren. Ik was onvrijwillig logé van het station Kruispunt-Beugen; achter mij de onmetelijk watervlakte, voor eveneens, links den weg naar Boxmeer door het ingestorte viaduct afgesneden, rechts den spoordijk naar Cuyk overstroomd.
Een andere groote booglamp werd ontstoken, niet zonder gevaar. Maar al spoedig werd ook deze met geweld neergeslingerd door den stroom.
Met geweld spoelde het water langs het neergestorte viaduct en kolkte en spoelde alsmaar zand weg van den hoogen spoordijk, het eigenlijke stationsemplacement.
Met fantastisch brandende fakkels gingen de onvermoeide wegopzichter W. van Bergen en de ambachtsman op de lijn W. Weijers, om de vijf minuten naar de catastrofe kijken en den toestand beoordelen. Natuurlijk stapten wij uit nieuwsgierigheid nog al eens mee. En als maar werden de berichten ernstiger voor ons, de gevangenen van het Kruispunt-Beugen.
Dringende telegrammen flitsten herhaaldelijk om spoedige en afdoende hulp naar alle zijden.
Geregeld hield de stationschef zijn superieuren telefonisch en telegrafisch op de hoogte van den steeds beangstigenden toestand.
Toen kwam het crisis-moment 5.40 in den middag. Met onverstoorbare kalmte, zooals hij al sinds eenige dagen en nachten onafgebroken in het geweer was, rapporteerde de stationschef, de heer G. Sipman, aan zijn chef te Nijmegen: "Het viaduct is ingestort. Het spoorwegemplacement spoelt geleidelijk weg. Ik vrees, dat ook het station zal worden weggespoeld..."
Daar lag ons vonnis. Allen begrepen wij de hackelijkheid van den toestand en zonder veel te zeggen ijsbeerden wij door het kantoor.
Wij dachten aan de vluchtelingen, de vrouwen en kinderen, aan de mannen, die achter het station stonden met hun paarden en vee.
En herhaaldelijk gingen wij met de flambouwen den toestand opnemen.
Geen enkele boot was er in de geheele omgeving.
En buiten bruiste het geweld van den voortstortenden vloed, een bruisend geweld in den stillen avond.
Onverpoosd toeterden en rikketikten de seintoestellen. Verzoeken om hulp gingen weg, orders werden ontvangen. De wind gierde, de regen kletterde ons in het gezicht en doofde soms de flambouwen. De vrouwen werden zenuwachtig, want hier en daar hadden ze een enkel woord opgevangen.
Buiten spande de donkere avondlucht zich over den bruisenden waterplas.
Half negen waren en een paar koeien achter het station losgebroken, die gelukkig nog tijdig werden opgevangen. Van Oudejaarsavond af staan reeds onverpoosd dag en nacht in regen en wind de boeren met dit vee.
Wij gevoelden alleen weer een beter verhopen op den toestand - toen 10.30 uur de klap op den vuurpijl.
Telefonisch ontving de stationschef officieele opdracht van den inspecteur van de Nederlandsche Spoorwegen, dat in verband met de gesteldheid van den spoordijk en het dreigende gevaar van instorten der bruggen die in de nabijheid van het station zijn gelegen zoo spoedig mogelijk het station te verlaten en aan het personeel de opdracht te geven naar een veiliger gedeelte van den spoordijk in de richting Cuijk te vertrekken.
Wij keken elkander eens aan. Hier lag een opdracht zoo officiëel mogelijk.
Natuurlijk moesten wij eerst voor de vluchtelingen zorgen.
Voorzichtig wordt aan de warm om de kachel zich koesterende vluchtelingen door den wakkeren stationschef medegedeeld, dat zij zullen moeten verhuizen;
Angstige gezichten. 't Was al doorgelekt, een enkel woord, ons druk geloop, de noodkreten alom.
Weer pakken zij al hun plunje bijeen. Moeders torsten weer hun kinderen op den arm. Oudere kinderen volgden moeder zwijgend: Waarheen? Waarom?... Nog meer ellende. Waar? Ja, waar zouden zij dan eindelijk veilig zijn?
Weemoed groefde die gebronsde gezichten.
Klaar? Alles klaar?
Droef was die tocht. Nacht, alomme nacht, zwijgende nacht, alleen verlicht door fel uitlaaiende fakkels, mystiek belichtend dit droeve convooi van 25 mannen, vrouwen en kinderen.
"M'nheerke, de oorlog is nog niet zoo erg as dit, 't is verschrikkelijk, huilde een Belgisch moederke, vrouw van een der beambten.
De fakkeldragers kwamen terug. Weer nieuwe fakkels. Nu de boeren met de koeien, die achter het station waren geborgen.
Het vee liep stom en onbewust mee.
Een klein gedeelte van den weg voerde over een lawine-achtigen loeienden duiker, waar zakken met zand en grint op waren gelegd om het vee niet te laten schrikken.
Weer terug. Weer nieuwe fakkels en nu de paarden.
De chef met zijn staf, waaronder ik mij zelf ook al gerekend had, bleef over op het wegspoelende schip der Nederlandsche Spoorwegen.
"Wij blijven met den kapitein op het schip tot morgen," was ons eenparig antwoord.
En wij bleven in den bangen nacht, die ging komen.
De telefoon en telegraaftoestellen gaven nieuwe orders.
De nacht hulde ons in zwaarmoedige overpeinzingen.
Telkens gingen wij weer met fakkels naar de catastrofe kijken. De telefoonpalen zweefden al in de lucht, zwevend gehouden door de draden.
Een gedeelte van het viaduct was diep weggezakt, in een immer dieper wordende kolk.
Het dreigde steeds meer. De spoorlijnen bogen diep onder hun last naar beneden.
En wij bleven op het zinkende schip, dat wij nog niet verlaten konden.
Er was immers nog geen boot!
Eindelijk: de sloep van het Huisvestings-comité kwam, eerst per lorrie zoo ver zij kon met een moedigen schipper. De boot werd over den dijk getorst, naar de andere zijde, waar Oeffelt en Beugen lagen weg te zwemmen met hun primitieve boerenbehuizingen.
Eerst menschen redden. Dan komen wij. En de schipper trok er moedig op uit.
Toen kwamen wij aan de beurt.
Lichten op den spoorweg van Haps naar Beugen duidden op de komst der pontons.
Zij zouden er ten slotte toch nog het verlaten schip, het station Kruispunt-Beugen vinden, waar nog alleen de chef was met zijn gezin.
Toen stapte ik in de boot.
Botsing
Op 29 juli 1940 iets na half een 's nachts vond het eerste grote ongeluk op het Duits lijntje plaats: twee Duitse legertreinen hadden elkaar bij Kruispunt Beugen moeten kruisen, maar de trein komende vanuit Boxtel stopte niet, reed door en botste tussen Kruispunt Beugen en Oeffelt (km 44.8) frontaal op de andere trein. Twee rijtuigen schoven in elkaar en hierin vielen 6 doden, 34 zwaargewonden en 16 lichtgewonden onder de militairen. Ook twee man spoorwegpersoneel raakten gewond. Drie locomotieven en een aantal rijtuigen werden zwaar beschadigd, maar al de volgende dag om 7:40 kon het treinverkeer weer hervat worden.(1, p227)
Oorlog en Sluiting
In de oorlog werden het viaduct en de verbindingsboog beschadigd. Deze werden, waarschijnlijk om steenkool vanuit Zuid-Limburg naar het noorden te kunnen vervoeren, al in 1946 weer hersteld(1, p244).
Het station werd gesloten op 27 september 1944 en gesloopt in 1975(2). Met het verdwijnen van het Duits Lijntje heeft de natuur rond dit voormalige station vrij spel gekregen. In 1997 zijn de restanten van de stenen trappen naar Kruispunt Beugen (Hoog) verwijderd. Tegenwoordig verraden slechts de verhoogde ligging van de Maaslijn en het nog steeds aanwezige dubbele spoor over een lengte van een kilometer dat hier vroeger het Kruispunt heeft gelegen.
Foto's en afbeeldingen bij Halte Kruispunt Beugen
Foto's en afbeeldingen tussen Halte Kruispunt Beugen en Oeffelt